public

De Goliad

Gunter likte aan de uiteinden van z’n vingers en krulde z’n snor. In de reflectie van het glasraam van z’n etalage pauzeerde hij even om te zien

één jaar geleden

Laatste publicatie Politieke kaart door uw scribent public
Gunter likte aan de uiteinden van z’n vingers en krulde z’n snor. In de reflectie van het glasraam van z’n etalage pauzeerde hij even om te zien of z’n hoed goed stond en trok dan met veel vertoon de deur open nog voor de klant aan de andere kant wist wat er gebeurde. Geslepen als hij was toverde hij z’n breedste glimlach en boog voor de Noorman in de deuropening.
“Welkom, o’ edele heer,  bij Gunters Garderobe, voor al uw fijnere kledij!  Hoe kan ik U helpen?”
In één oogopslag wist Gunter welk vlees hij in de kuip had:  eerste keer in Prinshaven, overbluft door de drukte van een échte stad, dikke beurs,  geen adel maar wel een ridder, wapens opgepoetst, frisse blik onder die baard, 10 winters jonger.
“Laat me raden heerschap, U moet verschijnen bij de Graaf en wilt graag iets minder strijdvaardig om te verschijnen aan zijn hof?” Nog voor de ridder een woord kon uitbrengen werd hij binnengeleid en viel de deur achter hem dicht.

Geschiedenis

De Goliad horen oorspronkelijk niet thuis in de Westelijke Vallei. Nog voor de legendarische Koning Brenn wordt geboren trekt een volk dat zich de Tyberianen noemt naar het noorden. Volgens de meeste verhalen zijn ze op de vlucht voor een natuurlijke catastrofe dat zij in legenden ‘De Woede van Andassar’ noemen. Deze Tyberianen waren landbouwers en zij kwamen al snel op vijandelijke voet met de schuwe woudbewoners in de Westelijke Vallei. De Tyberianen weten dat ze niet kunnen terugkeren naar het zuiden en bevechten de woudbewoners met vuur en staal. Hun doorzettingsvermogen en industriële karakter zorgen ervoor dat grote delen van het woud worden ontbost. Deze Tyberianen kappen letterlijk het gebied weg van de woudbewoners, die zich Khaliërs noemen, zodat zij een thuis kunnen maken in de Westelijke Vallei.

Ten tijde van Koning Brenn ontstaan de eerste steden in het zuiden in een rijk dat Tyberia wordt gedoopt. Het rijk groeit gestaag tot een groot deel van de Westelijke Vallei, en ook de eilandengroep aan de westkust, allemaal behoren tot dit rijk. De Tyberianen worden geleid door bevoorrechte families die de titel van Dux dragen, tot één man genaamd Fintan zich tot Koning van het hele rijk kroont. Zijn komst wordt gezien in het teken van een goddelijke voorspelling en zijn status is vergelijkbaar met die van de legendarische Koning Brenn in het zuiden.

Fintan en zijn nazaten verdelen het rijk, dat vanaf nu het Golyndisch rijk wordt genoemd, in vier bijna autonome landen die elk door een zogenaamde Meier worden geregeerd; Tyberia, Armorica, de Westerlanden en Golyndia (dat later Oud-Golyndia wordt genoemd). Het Golyndisch rijk is in volle bloei en ondanks lange winters vol plagen en hongersnood bouwen zij een land met een rijke cultuur en met een grote nadruk op kennis.

De relatie tussen het Golyndisch rijk en de Noormannen is  gespannen. Er wordt handel gedreven, maar steeds vaker wagen de Noormannen het om Golyndische dorpen te plunderen. In het zuiden verschijnen ook de zogenaamde Ranae. Hoewel zij net als de Goliad uit het zuiden komen, worden zij niet met open armen ontvangen. Nergens slaan de Ranae erin grondgebied voor zichzelf te bemachtigen en door de jaren heen ontwikkelen zij zich tot rondreizende families die in karavanen doorheen het Golyndisch rijk trekken.

De Noormannen worden steeds vijandiger en tijdens het bewind van Koning Talesin II worden de Westerlanden en Golyndia veroverd. De Meier van de Westerlanden verraadt de koning en sluit zich aan bij de Noormannen.  Gedurende meer dan een eeuw zijn de Goliad en de Noormannen verwikkeld in een gruwelijke strijd met als inzet het Golyndische rijk. Maar dit is een strijd vol intrige, verraad en onderhandelingen. Nog voor de Meier van Armorica was verslagen waren er al afspraken gemaakt en hadden vele Goliad hun positie al verzekerd in het nieuwe rijk onder het bewind van de Noormannen.

De Goliad spelen tweede viool in dit nieuwe rijk maar zorgen ervoor dat de Noormannen veel van hun gebruiken overnemen. Het feodaal systeem wordt geadopteerd en ook wordt de Golyndische god al snel erkend. De ware kracht van de Goliad ligt nu in hun handelshuizen en universiteiten.

Samenleving

Voor de gemiddelde Goliad is er niet veel veranderd sinds er een Mannheimse koning heerst over hun landen.  De Noormannen hebben immers veel van hun samenleving overgenomen, iets wat de vooruitstrevende Goliad natuurlijk tot eer strekt.  Ambacht & handel staan centraal in hun leven en het gros van de Goliad leeft dan ook in en rond de steden of nederzettingen. Hun moeizame relatie met de Khaliërs doet ze nog terugdeinzen van bossen en begroeiing uit angst om een pijl tussen de ogen te krijgen.

Ook zijn er nog edele huizen van het oude Golyndië, maar deze namen hebben een holle bijklank gekregen aangezien ze hun titel terugkochten van de Noormannen.  De échte macht ligt in de economie, de handelsgilden die met de éénmaking van Heimar hun kans grepen en hun macht verder uitbreiden. Golyndische handelslieden zijn enorm geliefd voor hun vaardigheden.  De invloed van deze gilden laat zich voelen bij de Adel. Steeds meer edellieden verbinden zich met een gilde om meer macht te krijgen en geven hun patronage wat ook het gilde in kwestie ten goede komt.

Veel Golyndische ridders hebben het recht gekregen de titel te behouden dankzij hun moed en kunde in de strijd. Deze geslachten proberen de titel in de familie te houden door hun oudste zoon zo goed mogelijk op te leiden en in dienst te stellen van een Edel huis. Het gros van het Goliad voetvolk dat vroeger in het koninklijk leger vocht draagt een gemengd pantser en hanteert een kruisboog of hellebaard naast het gebruikelijke zwaard.

De stad Risbor in Ulstein wordt beschouwd als het centrum van Tallathan’s religie en ook al is deze stad slechts een schim van Prinshaven of Finnsburg, de kathedraal is een wonder der bouwkunst waar vele gelovigen van Tallathan naartoe reizen.

Door de grootte van het vroegere Golyndische rijk zijn er veel verschillen tussen de Goliad onderling.  In het westen rond Prinshaven en de Westerlanden zijn ze het progressiefst, welvarendst en meest uitgesproken. Status en weelde moet getoond worden, wat zich uit in de kleding van de rijken. Hoe flamboyanter hoe beter; met hoge gevederde hoeden en lange, geborduurde exotische mantels.

Ten oosten dicht bij Arduyn in de provincie Ulstein is het leven armoediger en soberder, waar vele houthakkersdorpen een bestaan proberen te kerven ten midden van de moerassen en venen. De Goliad hier zijn veel aardser en hebben de oorlog van zéér dichtbij gevoeld. Ook worden hun muren regelmatig aangevallen door Trollen, Khaliërs en zelfs Bhanda Korr.

Religie

De Goliad aanbidden in de eerste plaats Tallathan, de god van de smidse, de wijsheid en de handel. Vaak wordt hij simpelweg De Smid of De Wijze genoemd. Uiteraard erkennen zij Hymir en zullen zij hem om goede (handels)relaties te behouden met de Noormannen openlijk en veelvuldig prijzen, maar de mening die binnenskamers of op gestolen momenten rond het kampvuur geuit wordt over de ‘Alvader’ zijn heel wat minder positief.

De Goliad zien Hymir, net als het leeuwendeel van zijn volgelingen trouwens, als een ongeletterde barbaar  die geweld verkiest boven de stille kracht van kennis en intrige. Zij geloven dat op lange termijn de wijsheid en sluwheid van Tallathan zal zegevieren over de gedachtenloze krijgszucht van Hymir, die zij ook wel eens ‘de onderdrukker’ noemen. Ze zullen zich echter nooit laten betrappen op dit soort uitspraken als zij niet in het bijzijn van gelijkgezinden zijn, aangezien de wijsheid van Tallathan dicteert dat diplomatie en intrige gevaarlijkere wapens zijn dan het scherpste zwaard, en dat men het juiste moment moet afwachten om zijn kennis te gebruiken.

Over hun mening over Ahlénnia zijn de Goliad doorgaans iets minder subtiel. Voor de doorsnee Goliad is een boom iets dat men gebruikt om het vuur van de smidse mee te voeden, wouden moeten wijken voor de bouw van steden en handelsposten. Het spreekt dan ook voor zich dat zij geen voeling hebben met de weg van Ahlénnia, die een verbondenheid tussen de natuur en de mens als hoogste goed vereert.

Zij aanzien haar als de verpersoonlijking van de wilde en onberekenbare natuur en wantrouwen haar wouden en druïden, wier nachtelijke en geheime rituelen zij zien als een –weliswaar legitieme- vorm van hekserij. Er gaan zelfs geruchten de ronde dat bepaalde van deze druïdenordes zich in de diepste en onherbergzaamste delen van hun wouden schuldig maken aan mensenoffers. Kwatongen fluisteren dan ook, na het zoveelste glas bier, dat enkel een idioot als Hymir zo dom zou zijn zulks een verraderlijk en onvoorspelbaar wezen tot zijn vrouw te nemen.

Bekende personen

Ozelin van Anslech

Ozelin van Anslech is zowat de meest gehate man in geheel Heimar. Hij staat bekend als de Heksenkoning, een pompeuze titel die perfect bij zijn arrogant imago past.

Ozelin van Anslech was eerst een Golyndische rebel. Hij maakte deel uit van een rebelse organisatie die ervoor streed Golyndia te bevrijden van het juk van de Drakhan koningen. Het symbool van deze vrijheidsstrijders, de Zwarte Roos, werd al gauw bekend over geheel het rijk. Hoewel deze organisatie gevaarlijk en invloedrijk leek te zijn, was zij toen nog steeds slechts een werelds gevaar en niet meer. Maar dat veranderde al snel toen Ozelin van Anslech de controle nam over De Zwarte Roos.

Omringd door heksen zou Ozelin van Anslech zwarte magie beoefenen. In gruwelijke bloedrituelen zou hij duistere krachten oproepen om hem te helpen de Mannheimers terug naar het noorden te drijven. En het lijkt succes te hebben; elk doelwit dat al door de Zwarte Roos is geviseerd is gruwelijk gestorven en tot nu toe is geen enkel lid van de Zwarte Roos al gevangen genomen. Volgens de adel gaat het hier maar om een kleine organisatie die voornamelijk teert op haar duistere imago, maar het volk denkt er het zijne van. Hoewel geen enkele Goliad openlijk zou beweren het eens te zijn met de tactieken van Ozelin van Anslech vragen sommigen zich toch af of de kern van zijn boodschap geen nobel doel is.  Hoe hij dit doel probeert te bereiken wordt door meesten op kippenvel onthaald. Zolang Ozelin vrij rondloopt zal elke vorm van rebellie tegen de adel worden geassocieerd met duistere onwereldlijke krachten en op die manier richt hij veel meer schade aan tegen de Goliad dan eender welke koning zou kunnen doen.

Waar Ozelin verblijft, of zelfs hoe hij eruit ziet, kan niemand met zekerheid zeggen. Recent heeft de hogepriester van Hymir zijn naam opgeschreven in het Rode Boek; de beruchte lijst van personen die uit de goddelijke gratie zijn gevallen. Volgens het geloof zouden deze zielen voor eeuwig getormenteerd worden, een gruwelijk lot dat vele spiritisten lijken te bevestigen.

Gwineth van Erlan

Gwineth van Erlan is een jonge bard afkomstig uit de Westerlanden. Op zich is dit geen reden tot nationale faam ware het niet dat haar liederen en verhalen enorm populair zijn doorheen Heimar, en volgens sommigen zelfs daarbuiten.

Gwineth is, zoals haar naam doet vermoeden, afkomstig van Erlan, één van de Westerlanden. Ze is een geschoolde bard die al op vrij jonge leeftijd begon rond te reizen. Haar liederen waren in het begin van haar carrière totaal niet geliefd en zij werd verplicht te bedelen voor geld. Zij werd uiteindelijk ingehuurd door een burggraaf van Huis Roys en van daar uit begon haar ongeziene populariteit.

Zowat elke bard kijkt op naar het talent (en de productiviteit) van Gwineth van Erlan. In slechts enkele jaren schreef zij een honderdtal liederen en talloze verhalen. Ze heeft opgetreden voor zowat iedereen die van belang is en geruchten gaan zelf de ronde dat zij de minnares zou zijn van Koning Siegfried. In vele verhalen van haar duikt een jonge koning op die, tegen de traditie in, zijn hart volgt en een burgermeisje het hof maakt. Het volk eet uit haar hand en enkel jaloerse barden maken zich druk over het herhaaldelijk karakter van haar oeuvre.

Jaroslav Skaye

De meest bekende geleerde in heel Heimar is zonder twijfel de excentrieke Goliad; Jaroslav Skaye. Nadat Jaroslav zich had geschoold aan de universiteit van Risbor heeft hij ook jarenlang onderzoek verricht aan de universiteiten van Erlan, Prinshaven en Finnsburg. Zijn fascinatie met de Duergar heeft hem ook naar het Hoogste Huis geleid en voor zijn onderzoek over de Bhanda Korr heeft hij een tijd lang, in extreme omstandigheden, in het Athariaans gebergte geleefd.

Jaroslav werd geboren als de zevende zoon van een arme gids die zich had gespecialiseerd in reizen door het Mars van Ulstein. Al op jonge leeftijd bleek dat Jaroslav over een heel pientere geest beschikte. Hij werd de jongste student ooit aan de universiteit van Risbor en ontmoette daar ook zijn toekomstige vrouw; de briljante heelster Wanda die hem doorheen de jaren steeds zou bijstaan tijdens zijn reizen.

Momenteel bevinden Jaroslav en Wanda zich op het eiland Affalach waar zij te gast zijn in het klooster waar de oude Golyndische meiers zijn begraven. Welke geheimen ze daar hopen te ontdekken is een raadsel, maar aan de universiteiten gonst het van de geruchten.

Floris Jakobson van Huis Kentigern

Als het Golyndisch rijk nog steeds zou bestaan, dan was Floris Jakobson Koning geweest.

Toen het Golyndisch rijk werd overwonnen door de Noormannen werd heel de Koninklijke familie afgeslacht, behalve de jongste broer van Koning Talesin II. Hij gaf zich vrijwillig over en werd zo de stichter van Huis Kentigern, het Huis dat de laatste herinnering zou zijn aan de vergane en grotendeels vergeten koningen van Golyndië. Jammer genoeg hebben de leden van Huis Kentigern deze herinnering nooit geëerd. Ze staan bekend als idiote dronkenlappen die hun fortuin hebben vergokt en verloren.

Floris Jakobson is hierop geen uitzondering. Na de dood van zijn redelijk competente vader werd de jonge Floris Burggraaf op veertienjarige leeftijd, de hoogste titel die de familie nog bezit. Voor zijn onderdanen begon op die dag een ware nachtmerrie. Ze moesten dag en nacht werken voor een constante stroom aan feesten, banketten en jachtpartijen terwijl Burggraaf Floris geheel willekeurig mensen liet folteren en in de kerkers liet gooien. Hij was zo ijdel dat hij het familiefortuin verspilde aan de duurste kleren en barden die zijn schoonheid doorheen het land moesten bezingen. Ondertussen vergingen zijn onderdanen van de honger. Het kwam zo ver dat, volgens koninklijk decreet, zijn tante Elvira de hoedster werd van alle domeinen van Huis Kentigern en Floris op twintigjarige leeftijd naar een kleine legerpost in Austland werd gestuurd.

Nu, meer dan tien jaar later, is Floris Jakobson een grimmige man die vindt dat hij veel meer respect verdient dan hij krijgt. Hij is nog steeds ijdel en decadent, maar verstopt dit achter een koud masker van apathie. Hoewel hij over meer dan genoeg charme bezit is ieder die hem ontmoet het erover eens dat hij een gewetenloze sadist is. Dat hij nog ongetrouwd en kinderloos is en de lijn van Huis Kentigern bij hem mogelijks zal ophouden wordt dan ook door de meesten, zelfs de Goliad, meer als een zegen dan een vloek aanzien.

uw scribent

Gepubliceerd één jaar geleden