Tharik ademde de zware, kruidige dampen in van de branders in de grot. Hij voelde zich lichthoofdig maar concentreerde op de zwetende gestalte die voor hem lag op een nest van takken en gebladerte. Het was z’n broer Tharum die al ijlend van de koorts lag te spartelen onder de aanrakingen van de oude sjamaan. Het knokige mannetje onderzocht de wonde aan de ribben en tuurde naar Tharik met een droevige blik vanonder z’n met oker gekleurd gezicht versierd met gekerfde botjes.
“Wond vuil, Tharum naar andere kant gaan, snel”
Tharik slikte een krop door maar hield z’n kin hoog.
“Dan zal z’n lichaam de stam dienen en zijn verhaal rond het vuur verteld worden, tot de wereld eindigt.” Tharik praatte vloeiender de rijkstaal, geleerd van de staalmannen uit de vallei. De sjamaan pauzeerde en leek te luisteren naar iets onhoorbaars, z’n blik gericht op een bepaalde plek op de rotswand.
“Tharum zeggen zijn geest jou dienen, zijn kracht jouwe zijn, ik maken nieuwe botbijl.”
Tharik knikte eerbiedig en keerde naar zijn broer, een beendermes in z’n hand dat ooit uit het borstbeen van hun vader kwam.
“Tot aan de andere kant, broer.”
Geschiedenis
De Bhanda Korr komen uit het verre oosten van waar zij op de vlucht waren van een wreed volk dat hen had onderdrukt. Eeuwen geleden hebben zij de steppen doorkruist en hebben ze hun soelaas gezocht in het Athariaans gebergte. Maar de bergen waren reeds bewoond door bloeddorstige trollen die jacht maakten op hun nieuwe slachtoffers. De Bhanda Korr beten van zich af en verscholen zich in holen en grotten. Volgens hun legenden hebben zij hun god in het oosten achtergelaten en zonder een god om hen te gidsen werden de Bhanda Korr primitief en kwaadaardig. Er ontstonden verschillende stammen in het gebergte en elke stam heeft zijn eigen totemdier, een wezen dat, bij gebrek aan een god, door de gehele stam wordt vereerd.
Contact met de andere volkeren in de Westelijke Vallei verloopt steevast gewelddadig. Het Woud van Arduyn is een voedselkolf voor de Bhanda Korr maar de fiere Khaliërs die er huizen verzetten zich en drijven de Bhanda Korr terug naar de bergen. Het noorden was thuis van de woeste Mannheimers die hun grondgebied begonnen uitbreiden en onherroepelijk de Bhanda Korr tegen het lijf liepen. In het noordoosten begint een eeuwenlange oorlog tussen Mannheim en de Bhanda Korr. Ontelbare Mannheim krijgers, onder leiding van de nazaten van de Helter, trekken ten strijde voor de glorie van Hymir tegen ‘den barbaar’ in de oostelijke bergen.
De Bhanda Korr vechten dapper maar worden terug gedreven door de in staal gehulde Mannheimers. Een dozijn stammen van Bhanda Korr herenigen zich bij de Beenderpas in het Athariaans gebergte tot een gigantische woeste horde. Een vloedgolf van opgezweepte krijgers zwermt richting de Mannheimers. De Bhanda Korr vechten zich te pletter en zien machteloos toe hoe Mannheim in naam van hun god Hymir de overwinnig behaalt terwijl hun totemgoden geen enkele hulp bieden.
De Bhanda Korr kiezen voor overleving en vele stammen zweren hun trouw aan Mannheim. Anderen vluchten de bergen in waar zij tot deze dag nog wild en primitief een gevaar vormen voor Heimar. Handel onstaat tussen beide volkeren en Mannheim is snel om de Bhanda Korr te bekeren tot Hymir. Door de Bhanda Korr wordt hij aanzien als de ultieme oorlogsgod. Ook worden de Bhanda Korr bewapend en getraind. Als Mannheim besluit de Khaliërs en het Golyndisch rijk te onderwerpen zijn de Bhanda Korr hun trouwe, maar woeste soldaten.
De Bhanda Korr zijn verdeeld in vele stammen maar slechts enkele zijn bekend over geheel Heimar. De stammen van de Arend en de Winterwolf zijn trouwe bondgenoten van Mannheim en zijn praktisch allen bekeerd tot Hymir. Andere stammen, zoals de Bleke Slang, de Snelle Klauw en de Bloedtand, leven diep in het Athariaans gebergte en zijn slechts in naam inwoners van Heimar. Tot slot heb je, vooral in het zuidoosten van het gebergte, stammen zoals de Zwarte Beer en de Rode Wolf die duidelijk vijandig staan tegenover andere volkeren en al eeuwen dorpen in het oosten van Heimar plunderen.
Er wordt gefluisterd ook dat sommige stammen diep in hun grotten een andere god hebben gevonden, een duistere god die bloedoffers verwacht.
Samenleving
Bhanda Korr (volk der bergen of volk der strijd, denken geleerden vertaald te hebben) leven in stammen die hun huis maken in de grotten en holen van het Athariaanse gebergte. In deze grotten maken de Bhanda Korr grove hutten of schuilplaatsen met alles wat ze voorhanden hebben; takken, beenderen of grote stenen. Van geboorte tot aan de dood is voor een Bhanda Korr de stam hun identiteit, hun familie, hun vrienden en hun hele leven. Een stam kan bestaan uit twintig personen tot zeker enkele honderden, zoals het geval is bij de stammen van de Winterwolf en de Zwarte Beer. Nog steeds wordt elke stam getypeerd door zijn totemdier, hoewel vele stammen Hymir vereren als de ultieme krijgsgod, de god van staal. De totemdieren blijven als een soort bijgeloof en identificatie tussen de verschillende stammen.
Een stam wordt geleid door twee personen; de meest dappere krijger die de naam van de totem draagt en de oudste priester of spiritist, die door de Bhanda Korr een sjamaan wordt genoemd. Bhanda Korr maken doorgaans geen onderscheid tussen mannen en vrouwen. Zij krijgen dezelfde opvoeding en ook vrouwen worden geregeld stamleiders indien ze zich sterk en moedig bekwamen in de gevechtskunsten. De dood wordt zeer anders bekeken en in de dood dienen de Bhanda Korr nog steeds hun stam. Indien het vlees niet geïnfecteerd is, wordt het klaargemaakt als maaltijd en van beenderen worden wapens, pantsers of ander gereedschap gemaakt. Omwille van dit geloof zijn de barbaren onbevreesd voor de dood en hebben de woeste stammen zich nooit bekwaamd in heelkunde. Hun reputatie voor kannibalisme is dus redelijk gegrond.
Voor Mannheimers hebben de Bhanda Korr, die zich eeuwen geleden hebben onderworpen, het grootste respect. Zij werden immers door hen verslagen en velen volgen nu Hymir. Volgens Bhanda Korr tradities wordt dan ook vaak de Mannheimse leenheer gezien als de meest dappere krijger. De stam van de Arend bijvoorbeeld zien de Groothertog van Austland als hun meest dappere krijger en noemen hem dan ook ‘De Grote Arend’ of ‘IJzervleugel.’
De rest van de volkeren in Heimar boeien de Bhanda Korr niet echt en nauwelijks zien ze het verschil tussen een Ranae en een Goliad. Wel wordt er gezegd dat Khaliërs niet goed smaken. De Bhanda Korr hebben hun eigen taaltje van klanken en grommen wat voor de meer geciviliseerde rassen zeer dreigend overkomt maar de rijkstaal is over de jaren heen redelijk vlot overgenomen.
Religie
Het gros der Bhanda Korr aanbidt Hymir en heeft zowel fanatiek respect als een heilige vrees voor de Mannheimse oppergod. Dit alles heeft z’n wortels in de slag bij Beenderpas en de daaropvolgende veldslagen. Sinds hun verbanning uit het oosten vertrouwden de woeste horden op primitieve totemdieren als spirituele gidsen maar al gauw bleek dat de verwoestende gaven van Hymir’s priesters en zijn zegens deze geesten deden verbleken van schrik. Geconfronteerd met échte goddelijke macht bekeerden vele stammen zich massaal tot Hymir tot grote opluchting van de Noormannen.
De eerste stalen pantsers gegeven door een Mannheimse hoofdman werden echter niet gedragen door de Bhanda Korr maar opgesteld als een soort totem met het skelet van hun (of een Mannheimse) grootste krijger binnenin. Deze macabere totems werden gebruikt in nieuwe riten tot Hymir en de schedels van sterke vijanden werden verzameld aan de basis tot er een grimmige heuvel ontstond rond elke totem. Als het pantser begint te roesten is dit een teken van Hymir dat de stam zwakker wordt, dus gaan ze nog heviger Hymir aanbidden en hoe beter dan méér vijanden te onthoofden en te bevechten in zijn naam. De Adel gebruikt deze influx van strijdlust maar al te graag en dirigeert de stam dan ook in de juiste richting, allemaal in naam van Hymir.
De totemdieren blijven nog aanwezig maar meer als bijgeloof: een jager zal veren van de arend dragen voor goed geluk of een krijger een wolventand voor meer moed. Priesters die hierover vallen en zaak willen maken als ketterij worden snel de mond gesnoerd door de adel. Liever een paar misnoegde priesters dan een nieuwe oorlog tegen de barbaren.
Diep in de bergen zijn er geruchten van een Totem die zich weigert over te geven, van een sterk dier met horens dat wél krachten verleent aan zijn Sjamaan en krijgers. De stam van de Zwarte Beer heeft zo al openlijk beestachtige en monsterlijke gaven getoond in de strijd tegen loyale Bhanda Korr. Experts op het gebied van de barbaren beweren dat er iets belangrijks op til is maar slagen er niet in uit te zoeken wat. Feit is wel dat de loyale stammen steeds frequenter aanvallen krijgen van hun wildere soortgenoten.
Bekende figuren
Vader Ghuro
Vader Ghuro is een priester van Hymir en staat bekend als de sjamaan van de Bath’Aru, de stam van de Winterwolf. Deze stam houdt zich op in het noordoosten van Heimar waar Het Dak de Antariaanse bergen ontmoet in een woest hooglang van hoge dennen en met ijs bedekte ravijnen. Door zijn stam wordt Vader Ghuro aanzien als hun gids, hij die hen doorheen hun bestaan loodst.
De stam van de Winterwolf heeft een diep verbond met Huis Stalhardt, de Mannheim heersers over de provincie Jondal. Volgens de legenden deden de Bath’Aru het tij keren in de Slag om de Beenderpas met hun troepen tot de kampioen van Huis Stalhardt, gezegend door de gaven van Hymir, elke tegenstander in het stof deed bijten. De hoofdman van de Bath’Aru erkende vervolgens zijn goddelijke macht en boog knie. Deze hoofdman was de voorvader van Ghuro.
Vader Ghuro is de enige Bhanda Korr die zetelt in Het Gewei, de hoogste kerkelijke macht in de Kerk van de Alfar. Niet alleen houdt hij de gehele Winterwolf stam in het gelid maar is hij ook overduidelijk gezegend door Hymir. Meerdere keren heeft hij al zijn macht bewezen op het strijdveld. Recent wordt Vader Ghuro echter geplaagd door visioenen en zijn de Bath’Aru op het oorlogspad. Hymir wil volgens hem méér strijd en bloed en dit verkondigt hij met veel passie aan zijn opgezweepte volgelingen die hij vervolgens in een wilde furie loslaat op zijn vijanden; zij het ongelovige Bhanda Korr, trollen of opstandige Khaliërs. Het is geen geheim dat Vader Ghuro enkel gelooft in de macht van Hymir en een diepe verachting heeft voor de andere goden, zelfs de andere Alfar. Dit heeft al tot zware spanningen geleid met andere priesters binnen de kerk die wel Tallathan of Ahlénnia aanhangen.
Dakka
Dakka is het stamhoofd van de San’Aru, de stam van de Bloedwolf die zich schuil houdt in het zuiden van het Athariaans gebergte. Hij heeft ervoor gezorgd dat zijn stam een verbond is aangegaan met de Nor’Guur, de stam van de Zwarte Beer, en samen hebben zij de oorlog verklaard aan Heimar en hun Mannheimse overheersers.
De twee stammen hebben al meerdere dorpen in Austland en Ulstein met de grond gelijk gemaakt en zijn zelfs al binnen gedrongen in het Woud van Arduyn. Telkens er een strijdmacht op de been wordt gebracht zorgt Dakka dat zijn manschappen via een sluipweg toch weten te ontsnappen. Dakka is immers een meester verkenner die zelfs tot in het Mars van Ulstein zijn stam veilig en verborgen weet te houden.
Vooral Bhanda Korr die loyaal zijn aan Heimar worden vaak slachtoffer van de jachtpartijen van Dakka. Degenen die worden gevangen worden krijgen het hard te verduren. Ze worden gemarteld, verplicht Hymir af te zweren of levend opgegeten. Sommigen worden zelfs geofferd aan een monsterachtige, gehoornde totem. De schedelberg van deze slachtoffers zal enkel blijven aanzwellen zolang Dakka en zijn bloedwolven niet worden gestopt.
Morgh
Morgh is de bloeddorstige aanvoerder van Morgh’s Berserkers, een compagnie van het Vrije Burgerleger. Tijdens de oorlog tegen Orestis werden er twee provincies belegerd door de zuidelijke legioenen van de keizer: Karnok en Sunneland. De Groothertogelijke legers werden verslagen in Sunneland en versterkingen waren nog ver ten velde. De Groothertog zelf was omsingeld door vijandelijke troepen en het leek erop dat Heimar Sunneland zou verliezen. Bendes huurlingen en gewapende burgers begonnen zich echter te verzamelen en, geleid door enkele charismatische figuren, begon de strijd opnieuw. Slag na slag begon de balans te keren en werd Sunneland uiteindelijk bevrijd van de Orestiaanse bezetting.
Morgh, raar maar waar, was één van spilfiguren in deze strijd. Men kan Morgh moeilijk beschuldigen van het bezitten van veel charisma of intelligentie, maar in de strijd is hij een haast ontoombare krijger. Voor de strijd brengen hij en zijn medekrijgers zichzelf in een staat van woeste extase die niet stopt tot zijzelf of hun vijanden dood liggen leeg te bloeden.
De strijd om Sunneland is al meer dan twintig jaar geleden, maar de reputatie van Morgh en zijn berserkers leeft voort. Zij hebben nog niets ingeboet aan bloedlust hoewel zij niet langer een duidelijke vijand hebben om deze passie op bot te vieren. Daarom kunnen zij nu ingehuurd worden door de hoogste bieder en is Morgh zelf ook vaak te vinden in illegale straatgevechten in de donkere stegen van Stradaran.
Ellat-Rasa
Een oeroude Bhanda Korr legende spreekt over Ellat-Rasa, een koningin uit het verre oosten. De Bhanda Korr waren op de vlucht voor hun onderdrukkers maar waren erin geslaagd de koningin van dit volk te ontvoeren. Gekooid kwam zij samen met de Bhanda Korr aan in het Athariaans gebergte, maar elke nacht werd zij vrij gelaten, maar enkel om verkracht te worden door de Bhanda Korr hoofdmannen. Op een nacht liep het mis en kreeg Ellat-Rasa een mes te pakken waarmee ze de keel oversneed van een hoofdman. Nog voor ze uit het kamp kon ontsnappen werd ze al beschoten door de bewakers. Hoewel ze doorklieft werd met pijlen viel de koningin niet neer, maar ze lachte. Een ijzige stilte viel over het kamp en de Bhanda Korr keken vol ongeloof toe hoe Ellat-Rasa rustig het kamp uit wandelde en uit het zicht verdween. Ze zou de Bhanda Korr tot op vandaag blijven plagen.
Doorheen de eeuwen verschuilt het levende lijk Ellat-Rasa zich in de donkere grotten van het Athariaans gebergte, waar zij zich voedt met bloed en ingewanden en paart met het sinistere schaduwvolk. Haar verhaal leeft voort in de overleveringen van elke stam van de Banda Korr en velen beweren haar ooit gezien te hebben; ’s nachts dwalend door de bergen, uit op wraak en op zoek naar slachtoffers voor haar onstilbare honger. Haar gekrijs doet mensen verstijven van angst en ze kan door geen enkel wapen gedood worden.
De andere volkeren bekijken de legende van Ellat-Rasa enkel maar als een boosaardig sprookje. De befaamde geleerde Jaroslav Skaye, die een tijd lang onder de Bhanda Korr heeft geleefd, beweert weliswaar dat er veel waarheid zit in het verhaal van Ellat-Rasa en dat hij dit ondode creatuur zelf heeft gezien. Of dit wezen effectief een oeroude koningin uit het verre oosten was, kon hij niet bevestigen.