Na dat de vreemde pestilentie en de wilde trektochten der Khalische stammen uit hef Woud van Arduyn stilaan luwen, is nu een nieuwe en sombere plaag over 't land gekomen. Een reeks van gruwelijke moorden, zoo listig als duister, die het hart van Zuidelijk Austland doen sidderen!
Een sluipmoorder, geslepen als de vos en slinks als de slang, jaagt op Mannheimers van allerhande stand en ambacht. Hoefsmeden vallen evenals jarls, geen haard is heilig. Het eenige merkteeken dat de moordenaar achterlaat is een zwarte veer, gelegd als een duister zegel bij het bloedig toneel.
Velen menen dat onheilige kunsten, wellicht hekserij, in 't spel zijn. Drossaard Herrstor van Vatafotter werd gevonden in zijne vertrekken achter gesloten deur, het lijf verscheurd door klauwen. Alleen een gebroken venster bood doorgang voor den dader. Godi Vunkar met zijn schare trouwe zielen werd aangetroffen in het bedehuis: twintig Mannheimers doorboord met pijlen, het heilig beeld van Hymir verminkt door scherpe klauwen.
Getuigen, meestal Goliad en Khaliërs, spreken van een gedaante gehuld in nachtzwart, die als de wind over de daken vliegt, met een boog in de hand. Ieder schot is den dood, ieder heiligdom van Hymir dat hij betreedt, wordt een smeulend puin.
In dezen tijd van opflakkerende twist tusschen de sibben van Hymir en den Alfar, werpt deze figuur, door het volk gedoopt tot Kväll Mordar, de boze nachtgeest, olie op het vuur.
Zijn spoor van vernieling loopt van de grens van Ulstein tot diep in Austlands hart. Thans telt men reeds meer dan vijftig dooden.
Den Hamer maant alle Mannheimers van Zuidelijk Austland tot Elmshoorn aan des nachts binnenshuis te blijven totdat deze nachtgeest gevat is. Naar men fluistert, heeft de Hamer van Hymir zelf een speurder gezonden, daar de wonderlijke aard der misdaden en de schijn van hekserij zulks vereischen.